Warmte-Koude Opslag (WKO)
Bij een WKO wordt warmte en koude in de vorm van water in een watervoerend pakket in de bodem gepompt en opgeslagen. In de winter wordt de warmte uit de bodem gepompt voor het verwarmen van gebouwen. Het afgekoelde water wordt vervolgens weer in de bodem gepompt als koude. In de zomer wordt de koude uit de bodem gepompt voor het koelen van gebouwen. Het opgewarmde water wordt weer in de bodem gepompt als warmte voor in de winter. Om dit te kunnen doen, is het belangrijk dat de bodem geschikt is voor het opslaan van water.
De mogelijkheden van WKO
De ondergrond op Urk is geschikt voor WKO. Maar de bodem mag niet te veel afkoelen door warmte uit de bodem te halen. Dit hangt af van het type gebouw dat aangesloten is op een WKO en de warmte- en koudevraag. Een WKO is ook een duurzame koudebron waarmee in de zomer gekoeld kan worden. Dit is alleen mogelijk bij geschikte gebouwen, goede isolatie en speciale radiatoren of vloerverwarming. Om te zorgen dat de bodem niet te veel afkoelt, kan in de zomer extra warmte in de bodem worden opgeslagen. Op Urk zijn hiervoor verschillende warmtebronnen mogelijk: warmte uit oppervlaktewater (aquathermie), restwarmte van bedrijven of een warmtepomp.
Het grote verschil tussen een WKO en diepe geothermie is dat de warmte bij WKO niet uit de aarde zelf komt maar vrijkomt via het actief verwarmen van water dat vervolgens in de zomer in de WKO wordt gepompt.